lijdend voorwerp


Vul de ontbrekende woorden in en klik daarna op Controleren om te zien of je antwoorden kloppen.
Sommigen van jullie zullen op de basisschool al geleerd hebben, hoe je het lijdend voorwerp vindt.

Je stelt dan de vraag: WIE of WAT + GEZEGDE + ONDERWERP? Het antwoord is het voorwerp.

Dat lijkt simpel, en dat is het ook, zo lang je het toepast op eenvoudige zinnetjes.

Er zijn echter ook zinnen, waarbij je deze vraag kunt stellen, maar waarbij het antwoord geen voorwerp is.

Dat geloof je niet? Een voorbeeldzin dan: Dit meisje is ontzettend rijk.
WAT + IS + DIT MEISJE? Antwoord: . Maar dat is niet het voorwerp!

Dat geloof je niet? Dan zal ik het bewijzen!

Voorbeeldzin: Ze bezichtigen vanmiddag dat kasteel.
WAT + BEZICHTIGEN + ZE? Antwoord: . En dat is wel het voorwerp.

Dat kun je bewijzen door de CONTROLEZIN. Die maak je zo: LIJDEND VOORWERP + WORDT DOOR + ONDERWERP + ZELFSTANDIG WERKWOORD.
Als het lijdend voorwerp in de controlezin onderwerp is, heb je te maken met een echt lijdend voorwerp.

Dus: DAT KASTEEL + WORDT DOOR + ZE + BEZICHTIGEN.
Dat is natuurlijk geen Nederlands. Maar je mag de vorm van het veranderen. Hier wordt dat HEN.
Je mag ook de vorm van het veranderen. Hier wordt dat BEZICHTIGD.
Dan krijg je dus:
DAT KASTEEL + WORDT DOOR + HEN + BEZICHTIGD.
LIJDEND VW. + WORDT DOOR + OND + ZELFST. WW.

In deze zin is DAT KASTEEL , want het moet mee als je de in het zet.
Dus is in de oorspronkelijke zijn LIJDEND VOORWERP.

ONTZETTEND RIJK. Weet je het nog? Dat is geen . Kijk maar:
ONTZETTEND RIJK WORDT DOOR DIT MEISJE GEWEEST.
LIJDEND VW. + WORDT DOOR + OND + ZELFST. WW.

Het is so wie so al onmogelijk, omdat er geen zelfstandig werkwoord in de zin voorkomt en je dus geen controlezin kunt maken.
Negeer je dat even, dan levert de controlezin onzin op, waarmee is bewezen dat ONTZETTEND RIJK geen lijdend voorwerp is.

Welke les kunnen we hieruit trekken?
NA HET VINDEN VAN HET VOORWERP MOET JE ALTIJD MET DE CONTROLEREN, OF HET ECHT EEN VOORWERP IS.

Tot slot nog een handige tip:
IN EEN ZIN MET HET WERKWOORD "WORDEN" en IN EEN ZIN MET EEN NAAMWOORDELIJK GEZEGDE KAN NOOIT EEN LIJDEND VOORWERP VOORKOMEN.

LEERPUNTEN:
1. Je vindt het lijdend voorwerp met de vraag: of + +
2. Je controleert of het echt een lijdend voorwerp is met deze controlezin: + + +
3. Een echt lijdend voorwerp is in de controlezin het
4. In een zin met en in een zin met een gezegde kan nooit een lijdend voorwerp staan