Als antwoord moet je het zelfstandig naamwoord invullen dat in het meewerkend voorwerp voorkomt.
Klik op een getal voor de opgave.
Horizontaal |
1. | Waarom heb je die boer de vleugel van die haan aangewezen? | 6. | Dat aantal kinderen heb ik verteld hoe de aanval is verlopen. | 8. | De indiaan is in het verleden veel onrecht aangedaan door idioten. | 10. | Hebben ze die Indiër het iemand laten vragen? | 12. | Negers hoef je de ellende van de slavernij door vele naties niet uit te leggen. | 15. | Avero, die verzekeringsmaatschappij, hebben Adrie en Arian onlangs nog een brief geschreven. | 16. | Heeft die sterke het die stoere al verteld? | 18. | Emmy zoiets vragen durft Emma vast niet. | 19. | Deze ravage hoef je die Romein niet uit te leggen. | 20. | Rob hoef je zo'n rat echt niet te geven, Ria! |
|
Verticaal |
1. | Aan die baviaan heeft de leider van de groep veel bananen gegeven. | 2. | Robin hebben ze voor zijn verjaardag een robot willen geven. | 3. | De maan kun je geen gedichten sturen, Moos! | 4. | Dat mes heb ik die man wel vijf keer moeten laten zien. | 5. | Ik wil Wil wel vertellen, hoe hij Wim kan waarschuwen. | 7. | Teun heeft men toen gevraagd de toon aan te geven. | 9. | De prijs voor de sportiefste Edammer ploeg is aan Aristos toegekend | 11. | Ze heeft die doffer per ongeluk zangzaad en een dooier van een halfzacht ei gegeven. | 13. | Waarom heeft Emanuel dat die Edammer in zijn oor gefluisterd? | 14. | Pieter heb ik gevraagd de gieter te vullen. | 17. | Geef Toon een tien en hij is tevreden. |
|