hoofdzin en bijzin

Vul de ontbrekende woorden in en klik daarna op Controleren om te zien of je antwoorden kloppen.
SNAP JE DAT?

Een heel gewone zin, en als er naar het lijdend voorwerp gevraagd wordt, zal iedereen antwoorden.

SNAP JE WAT IK BEDOEL?

Het lijdend voorwerp is nu vervangen door de zin .
Zowel het woord DAT als de zin WAT IK BEDOEL hebben dezelfde functie, namelijk lijdend voorwerp.

Hoe zouden we die zin nu noemen? Natuurlijk: een voorwerpszin.
Het belangrijkste deel is SNAP JE, en dat noemen we daarom een hoofdzin.
De andere zin is een bijzin, en die noemen we dus in dit geval een lijdend voorwerps.

Dit is nog goed te volgen. Het wordt lastiger als we niet een woord vervangen door een zin, maar andersom:

HEB JIJ GEZIEN WAT ZIJ HEEFT GEDAAN?

Je ziet waarschijnlijk wel dat het twee zinnen zijn (want je ontdekt twee persoonsvormen).
De ene is HEB JIJ GEZIEN, en de andere WAT ZIJ HEEFT GEDAAN.

Nu moet je eerst weten wat de hoofdzin is en wat de .
Dat is gelukkig niet zo moeilijk, want bij een hoofdzin kan er niets tussen ONDERWERP en PERSOONSVORM staan, en bij een wél.

HEB misschien JIJ GEZIEN WAT ZIJ gisteren HEEFT GEDAAN?

Je ziet, dat het woordje niet tussen ONDERWERP en PERSOONSVORM kan staan, en je kunt daar ook geen ander woord zetten.
Conclusie: HEB JIJ GEZIEN is de zin.

Maar wat voor soort bijzin staat daar nu achter? Dat weet je, als je die bijzin door één woord weet te vervangen.
In dit geval: HEB JIJ dat GEZIEN? In deze zin is DAT voorwerp, en dus hebben we te maken met een voorwerpsbijzin.

VOEGWOORDEN
Er zijn twee soorten voegwoorden: onderschikkende en nevenschikkende.
voegwoorden verbinden twee gelijke zinnen (twee hoofdzinnen of twee gelijke bijzinnen).
Twee ONGELIJKE bijzinnen (bijvoorbeeld een onderwerpszin en een bijwoordelijke bijzin) kunnen dus door een nevenschikkend voegwoord worden verbonden.
voegwoorden verbinden twee ongelijke zinnen (omdat dan de een ondergeschikt is aan de ander).
De nevenschikkende voegwoorden zijn: WANT, MAAR, EN en OF.
Alle andere voegwoorden zijn .

Maar PAS OP:
Het voegwoord OF kan onderschikkend of nevenschikkend zijn. Voorbeeld:
Het regent OF de zon schijnt (twee hoofdzinnen, dus ).
Als het regent OF als het sneeuwt, word je in beide gevallen nat (twee GELIJKE bijzinnen, dus ).
Ik weet niet, OF dat wel waar is (hoofdzin en lijdend voorwerpszin, dus ).
Als hij niet weet, OF dat waar is, moet hij zijn mond houden (twee ONGELIJKE bijzinnen, dus ).

LEERPUNTEN:
1. Zinsdelen kunnen zowel uit een of meer bestaan als uit een
2. We onderscheiden en bijzinnen
3. In een hoofdzin kan er niets tussen en staan
4. Om te bepalen wat voor zinsdeel een is, moet je hem door een of meer woorden
5. Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee of twee bijzinnen
6. Onderschikkende voegwoorden verbinden twee bijzinnen of een en een
7. De nevenschikkende voegwoorden zijn: WANT, MAAR, EN en OF.
8. Het voegwoord OF kan en zijn