grammatica
Klik op "Nakijken" om je antwoorden te laten controleren.
Als een antwoord goed is, wordt het vet afgedrukt.
1. In de parfumerie op de hoek zijn vaak heerlijke geuren.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
2. Gisteravond zat de vriend van mijn broer te spelen met een rode bal.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
3.Waarom willen de mensen van tegenwoordig geen dierenarts worden?
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
4. In die onmogelijke situatie blijf jij altijd heel erg kalm.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
5. De jonge journalist was vorige keer veel knapper en mooier.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
6. Elke zondag gingen de kinderen van Gymnasium 1D zuchtend naar de vervelende schoolpreek.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
7. Natalies broer wil later heel graag een goede kunstenaar worden.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
8. De kinderen van het Cals College schrokken enorm van het brandalarm.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
9. Sommige stomme leraren worden heel snel boos op kletsende kinderen.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
10. Veerle gaf gisteravond een gouden ring aan haar lieve moeder.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
11. Met een bonzend hart liep Chanine blozend het grote podium op.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
12. De meeste kinderen van elf jaar willen later een beroemde muzikant worden.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
13. Maaike heeft hij met een brede glimlach op zijn gezicht haar balpen teruggegeven
persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
14. Werd jij vroeger soms ook wel eens heel erg boos?
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
15. Door het mailen van berichten naar mijn vader word ik erg vroijk.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
16. Die nare opmerking van een brugklasser kwam haar vervelend uit.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
17. Claudia is het mooiste en stoerste meisje van groep 8.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
18. Onverwacht kwam de verstrooide lerares na twaalf minuten in de les aan.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
19. Maandag komt Claudia’s zusje van negen jaar weer voor het eerst sinds twee maanden bij haar.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
20. Door deze zinnen zijn de meeste kinderen uit mijn klas vrolijk geworden.
Persoonsvorm:
Ng/wg:
Gezegde:
Onderwerp:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
Nakijken
OK