Uitleg bijwoordelijke bepaling


Vul de ontbrekende woorden in en klik daarna op Controleren om te zien of je antwoorden kloppen.
Uitleg bijwoordelijke bepaling.

Een bijwoordelijke bepaling geeft je iets meer informatie over de zin. Neem de volgende twee zinnen:
1. Hij komt thuis
2. Hij komt om drie uur thuis.

In de tweede zin staat meer informatie over wanneer hij thuis komt.

En als er bijvoorbeeld staat:
3. Hij komt om drie uur thuis van zijn werk.

Dan staat er In de derde zin nog meer informatie:
'om drie uur' geeft antwoord op de vraag 'wanneer?' en 'van zijn werk' op de vraag 'waarvan?'

Een bijwoordelijke bepaling kan antwoord geven op vragen als: (de bijwoordelijke bepaling staat tussen haakjes)
- Waarom?
voorbeeld: [Vanwege de sneeuw] hebben we vandaag geen school.
- Wanneer?
voorbeeld: [Rond drie uur] komt ze thuis.
- Hoe lang?
voorbeeld: [Een heel lange tijd] heeft zij gedacht dat hij verliefd op haar was.
- Waarheen?
Voorbeeld: Voor die wedstrijd moet je wel helemaal [naar Frankrijk].
- Waarvandaan?
Voorbeeld: Haar moeder belt helemaal [vanuit Tunesië] om te vragen hoe het gaat.
- Wanneer?
Voorbeeld: Hij heeft die klok [gisteren] gemaakt.
- Waarmee?
Voorbeeld: Zij heeft die taart [met liefde] gemaakt voor haar man.

Een bijwoordelijke bepaling geeft dus antwoord op de vraag Wanneer en op vragen die beginnen met Hoe en Waar.
Niet elke zin bevat een bijwoordelijke bepaling en sommige zinnen hebben meer dan één bijwoordelijke bepaling.
Soms zijn bijwoordelijke bepalingen niet zo makkelijk te vinden, omdat je vragen als Waar?, Wanneer? enz. niet kunt stellen.
Maar als je een zin goed (en volledig!) ontleedt, dan blijven de bijwoordelijke bepalingen vanzelf over.
De woorden NIET, OOK, NU en WEL zijn altijd bijwoordelijke bepalingen.

Wat is in de volgende zinnen de bijwoordelijke bepaling? Nu zullen we je nog een beetje helpen:

1. Pasen komt er al weer snel aan!
Je vraagt je af: Wanneer? Dan is de bijwoordelijke bepaling: snel
2. Van chocolade word je meestal blij!
Je vraagt je af: Waarvan? Dan is de bijwoordelijke bepaling: van chocolade

Nu mag je het (gedeeltelijk) zelf doen:

3. In de lente zijn er vaak jonge vogeltjes.
Je vraagt je af: Wanneer? Dan is de bijwoordelijke bepaling:
4. Die mevrouw werd met spoed het ziekenhuis in gebracht.
Je vraagt je af: Hoe? Dan is de bijwoordelijke bepaling:

Nu mag je het helemaal zelf doen:

1. Onze hond krijgt binnenkort jongen
De bijwoordelijke bepaling: geeft antwoord op de vraag:

2. Dat meisje is geboren in een ander land.
De bijwoordelijke bepaling: geeft antwoord op de vraag:

3. In de kerstvakantie stuurden mijn oom en tante een brief.
De bijwoordelijk bepaling: geeft antwoord op de vraag:

4. Wij gaan naar Denemarken.
De bijwoordelijke bepaling: en geeft antwoord op de vraag:

LET OP: In zin 3 is de bijwoordelijke bepaling 'in de kerstvakantie'. Het deel 'in de' hoort er ook bij!
Net als bij zin 4, waar de bijwoordelijke bepaling 'naar Denemarken' is: 'naar' hoort erbij!.
Als die woorden er niet bij staan, is de bijwoordelijke bepaling fout!
Je kunt het ook zien door de zin in zinsdelen te verdelen (streepjes).
Dan staat de bijwoordelijke bepaling altijd tussen streepjes.
Dus zo kun je nooit een fout maken!

5. Dit keer heb ik mijn huiswerk wel goed gemaakt.
De bijwoordelijke bepaling(en): , ,

6. Ik kijk vandaag niet naar buiten.
De bijwoordelijke bepaling(en): , ,

Nog één kleine herhaling (nu niet meer hierboven kijken!)
Een bijwoordelijke bepaling geeft je altijd extra over een zin.
Een bijwoordelijke bepaling vind je door de vraag te stellen en vragen die beginnen met en .
Er kunnen bijwoordelijke bepalingen in een zin staan.
Er zijn een paar vaste bijwoordelijke bepalingen: de woorden , , en .
Als je de vragen niet kunt stellen, kun je een bijwoordelijke bepaling vinden door de zin te ontleden, want dan blijven ze vanzelf over.