Direct naar artikelinhoud
RecensieLiteratuur

Geen uitgever waagde zich aan de ultrakorte verhalen, sprookjes, gedichten, toneelstukken en brieven van deze volbloed absurdist ★★★★★

De vorstelijke Russische Bibliotheek van Van Oorschot bevat nu ook de absurdistische verhalen en gedichten van de grote Daniil Charms.   

Daniil Charms: Werken, Samengesteld door Yolanda Bloemen.Uit het Russisch ­vertaald door ­Yolanda Bloemen en anderen.Van Oorschot; 661 pagina’s; € 44,99.

Ze schijnen hem vergeten te zijn. Het was 1942, Duitsland bombardeerde Leningrad (voorheen Sint-Petersburg). Op de psychiatrische afdeling van het gevangenisziekenhuis Kresty zat ene Daniil Charms, 37 jaar. Omdat niemand aandacht aan hem schonk, is hij daar op 2 februari van honger, uitputting en ziekte gestorven.

Je kunt dat niet lezen zonder zelf pijn te voelen, eens temeer nadat je de 600 pagina’s hebt genoten met veelal ultrakorte verhalen, sprookjes, gedichten, toneelstukken en brieven van deze volbloed absurdist, van wie tijdens zijn leven alleen kinderverhalen verschenen – geen uitgever waagde zich aan die eigenaardige teksten. Dat gebeurde pas lang na zijn dood.

Inmiddels is zijn grootheid mondiaal erkend, en het bijzetten van zijn oeuvre in de vorstelijke Russische Bibliotheek van Van Oorschot is onze actuele bijdrage. Vertaler en samensteller Yolanda Bloemen tekent ook voor het nawoord, waarin ze opmerkt dat Charms een lange man was, slank, met een pijp en een teckel die luisterde naar de naam ‘Eer de gedachtenis aan de dag van de slag bij Thermopylae’. Roepnaam Eer.

Charms propageerde het loslaten van de logica, want die zorgt maar voor beperkingen. Dat vond iedereen in de jaren tien en twintig nog leuk, maar de stalinistische terreur was – ofschoon zelf dikwijls onlogisch, paranoïde en abrupt – niet gediend van vrije geesten. Het leven van de arme Charms werd hoe langer hoe benauwder, en mondde uit in dat schrille en stille einde. Terwijl het zo luisterrijk was begonnen.

Twee vrienden geven elkaar een hand. Nee, die ene (Pjotr) rukt aan de arm van de ander (Andrej), zo hard dat hij de arm eraf trekt, en de ander wegrent. Ze gaan naar een professor die de arm er weer aan kan zetten. Maar die begint uit zijn wetenschappelijk werk te citeren, dat hij in versvorm heeft geschreven. Pjotr bijt de prof een oor af. Andrej trekt op straat de aandacht van twee agenten door te maaien met zijn overgebleven arm, en verzoekt om assistentie. Hoe ziet de dader eruit, vragen de agenten. ‘Wat hem kenmerkt is zijn lange zwarte baard’, aldus Andrej. Waarop de agenten hun riemen strakker aansnoeren, en met wijd open monden en nachtelijke stemmen dit lied inzetten:

‘Ja, zo gaat het in het leven
Jong was hij in het begin
Maar de jaren gingen verder
en een baard siert nu zijn kin.’

‘Die stemmen van jullie zijn lang niet slecht, mag ik u danken’, zegt Andrej. En hij steekt de agenten zijn lege mouw toe, omdat hij geen arm heeft.

Enzovoorts.

Wie kan hier stoïcijns onder blijven? En als het je aan gevoel voor humor ontbreekt, dan geeft Charms je nóg voldoende gedachten in – over de hunkering naar een wonder bijvoorbeeld, naar een ommekeer, een wending in de gang van zaken die anders maar zo gewoontjes is – u weet wel, dat dagelijkse leven waar nooit iets geks gebeurt, het zou het uwe kunnen zijn –, dat het je op de zenuwen kan gaan werken:

‘De schilder Serov liep naar de Obvodnygracht. Waarom liep hij daarheen? Om rubber te kopen. Wat moest hij met rubber? Een elastiekje maken. En wat moest hij met een elastiekje? Het uitrekken. Ja. En verder? Verder dit: het horloge van schilder Serov is kapot. Het liep goed, dat horloge, en toen pakte hij het en het was kapot. En wat verder nog? Verder niets. Helemaal niets! En steek die gore neus van je niet in zaken die je niet aangaan! Heremijntijd!’

Soms lijkt Charms alleen een verhaaltje te beginnen om het weer zo snel mogelijk af te kunnen kappen. Laat maar weer. Dat is komisch, en het laat je zien met hoe weinig middelen een schrijver de verwachting van de lezer kan beïnvloeden. Want met elke alinea ga je toch hopen dat er wél iets gebeurt; dat het horloge weer gaat lopen, dat het elastiekje een eigen leven krijgt, Serov inspiratie opdoet voor een schilderij, en die kwelende agenten, de oorloze professor, de armloze vriend en de onbesuisde andere vriend in een samenzang zullen uitbarsten over de onbegrijpelijkheden van het lot.

Voor kinderen was de auteur even onvoorspelbaar. In ‘Katten’ komt de dichter in de regen drie lieve katten tegen, die voor een winkelruit zitten. Hij nodigt ze uit voor een feestje, met patatten en chocoijsjes. Hun reactie:

‘Ach nee, zeiden de katten,
je ziet maar wat je doet.
Wij lusten geen patatten
en hier zitten wij goed.’

Eindelijk een kindergedicht dat niet in een slijmerig feest eindigt. Opgedonderd met je patatten en ijsjes! Dit zijn nou katten naar mijn hart.

Het verhaal ‘De oude vrouw’ uit 1939 telt meer dan 20 pagina’s en is ook uitzonderlijk doordat het behalve geestig ook eng is. Op straat komt hij een oude vrouw met een klok tegen. Hij vraagt de tijd. Ze toont hem de klok. Maar daar zitten geen wijzers op. ‘De oude vrouw kijkt naar de wijzerplaat en zegt tegen me: ‘Het is nu kwart voor drie.’ Dank u zeer, zegt Charms, en wandelt verder. Maar als hij weer thuis is, met een idee om een verhaal te gaan schrijven, over een wonderdoener ‘die ieder wonder voor elkaar kan krijgen, maar het niet doet’, wordt er op de deur geklopt: de oude vrouw. Ze komt binnen, gaat zitten op een stoel, mond halfopen, kunstgebit eruit. Dood. Zit hij ineens met een dode in zijn kamer. Hij steekt een pijp op en zegt hardop: ‘Wat een rotwijf!’

En dat is nog maar het begin.

Bij Charms thuis hingen aan het plafond ‘eigengemaakte machines zonder duidelijke functie’, schrijft Bloemen. Ik moest denken aan zijn gedicht ‘Waar kom ik vandaan?’, waarin hij om zich heen lijkt te kijken en zijn eigen orde formuleert:

Krukje tafeltje vaatje
emmer koekoek haardje
bezem koffer jakje
voetbal smidse kakkerlakje
deur op de haak
bezem aan staak
vier kwastjes aan een japon
acht punaises aan ’t plafond

Klinkt volkomen vanzelfsprekend. Vergeleken hiermee is het gemiddelde bestaan een stuk ongerijmder.

Beeld Silvia Celiberti