meewerkend voorwerp
STAP 6
Het meewerkend voorwerp (MV)
Stel de vraag: AAN WIE / VOOR WIE / BIJ WIE + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
bijv. Ik heb aan Piet gisteren een paar hamsters gegeven. vraag: Aan wie heb ik een paar hamsters gegeven? meewerkend voorwerp: aan Piet |
![]() |
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel waar je het voorzetsel voor, aan of bij vóór kunt plaatsen.
Als één van deze voorzetsels al in de zin staat, moet je het weg kunnen laten.
bijv. 1. Ik geef jou een boek. Ik geef aan jou een boek. 2. Hij brengt ons een zak met appels mee. Hij brengt voor ons een zak met appels mee. 3. De tranen stonden hem in de ogen. De tranen stonden bij hem in de ogen. |
![]() |
De school heeft aan haar het diploma uitgereikt. PV: heeft WG: heeft uitgereikt (pv + alle werkwoorden. Eén zelfstandig werkwoord) O: de school (verandert als pv hebben wordt) LV: het diploma (wat heeft de school uitgereikt?) MV: aan haar (aan wie heeft de school het diploma uitgereikt? + je kunt aan weglaten)
|
![]() |
|
PAS OP! |
||
![]() |
Het meewerkend voorwerp met aan geeft weinig moeilijkheden. Het meewerkend voorwerp met voor soms wel. In twijfelgevallen kun je deze regel toepassen: voor kun je vaak vervangen door ten behoeve van, als het MV is. |
PAS OP!
![]() |
Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp! bijv. Een klein meisje verkocht dobbelstenen aan de kant van de weg. (aan kun je niet weglaten) |
![]() |
TIP!
Heel vaak staat er in een zin met een meewerkend voorwerp een werkwoord dat geven, zeggen of tonen betekent.