Vul de juiste zinsdelen in, in dezelfde volgorde als ze in de zin voorkomen.
Als een zinsdeel niet voorkomt, vul je xxx in.

1. Je kunt nu alle vragen zonder moeite beantwoorden.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

2. De hele week heb ik Hans niet in de stad gezien.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

3. Wil je even een boodschap doen?
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

4. Door de mist is het vliegtuig te laat vertrokken.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

5. Plotseling barstte een hevig onweer boven ons land los.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

6. Welke les moet ik morgen aan de klas geven?
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:


7. Ik reken volgende week op jouw komst.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

8. Meermalen heeft die jongen zijn vader beterschap beloofd.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

9. Een waarschuwingsdienst kan hun vast en zeker een seintje geven.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB:

10. Je zou in dit geval niet de eerste zijn.
PV:
Gezegde:
ON:
LV:
MV:
BWB:
BVB: