WG
Vul de ontbrekende woorden in en klik daarna op Controleren om te zien of je antwoorden kloppen.
Vul voor de onderstaande zinnen eerst de persoonsvorm en daarna het werkwoordelijk gezegde in.
bijv. mag - mag spelen - Henk mag bij zijn vriend spelen.
1. De kinderen spelen op straat.
2. ’s Avonds leest vader de krant.
3. Hebben jullie het nieuws gehoord?
4. Gisteren hebben we twee uur gewandeld.
5. Welke delfstoffen vinden we in ons land?
6. Ten gevolge van het onweer brak er brand uit.
7. Je kunt mooie prijzen winnen.
8. Met grote moeite is de jongen voor zijn examen geslaagd.
9. Ze joegen de broedende vogels op.
10. In 1648 werd de vrede van Munster gesloten.
11. We hebben de boot stevig vastgelegd.
12. Ieder jaar komen de vaste bezoekers terug.
13. Hij slooft zich enorm uit.
14. Je staat hier maar te niksen.
15. Gisteren heeft Piet wel drie uur moeten studeren.
Controleren
OK