bijwoordelijke bepaling


Vul de ontbrekende woorden in en klik daarna op Controleren om te zien of je antwoorden kloppen.
Vul de bijwoordelijke bepalingen onder de volgende zinnen in.
Doe dat in dezelfde volgorde als waarin ze in de zin staan.
Zijn er niet genoeg bijwoordelijke bepalingen? Vul dan xxx in.


1. Waarom heb je hem dat boek pas de volgende dag gegeven?


2. In welke kamer heb jij hem gisteren om drie uur ontmoet?


3. In de winter vinden wij sneeuwballen gooien erg leuk.


4. Woedend liep hij snel naar het bloemenstalletje.


5. Lachend opende zij in één keer haar boek op de juiste bladzijde.


6. Met een worm in zijn bek keerde het musje terug naar zijn nest.


7. Moeilijk vond hij de vraag op bladzijde 12 niet.


8. Angstig opende hij na enkele ogenblikken zijn ogen op een kiertje.


9. Verbaasd keek ze naar het resultaat van haar inspanning.


10. Met een dik boek nestelde hij zich in een hoek van de bank.